Fysieke fitheid van mensen met en na kanker (2025)

Beoordeeld: 06-01-2025

Uitgangsvraag

Hoe differentieer je tussen de verschillende professies van beweegzorg?

Aanbeveling

Informeer/adviseer patiënten over de voordelen van het voldoen aan de beweegrichtlijnen voor fysieke fitheid

Geef een casemanager een signalerende functie voor fysieke fitheid

Differentieer tussen verschillende mogelijkheden*:

  • Zelfmanagement
  • Verwijs naar (oncologie)fysiotherapeut indien zelfmanagement onvoldoende is en begeleiding gewenst is
  • Verwijs naar sportarts voor diagnostiek en behandelplan bij fysieke complexiteit (medisch specialistische beweegzorg)
  • Verwijs naar revalidatiearts bij complexiteit op meerdere domeinen (medisch specialistische revalidatie)

* De beweegzorg hoeft niet plaats te vinden in dezelfde lijn als de diagnostiek en het behandelplan; zie stroomschema

Als er een traject wordt gestart onder begeleiding van fysiotherapeut, sportarts en/of revalidatiearts, dient de overgang terug naar zelfmanagement te worden indien dit weer mogelijk is.

Overwegingen

Schmitz 2019 geeft een goed overzicht van de barrières voor het verwijzen van patiënten door zorgverleners. (Schmitz, 2019) Onder andere worden genoemd:

  • Gebrek aan bewustzijn van de meerwaarde van fysieke training
  • Onzekerheid over de veiligheid of gepastheid (suitability) bij individuele patiënten
  • Gebrek aan bewustzijn van bestaande programma’s/verwijsmogelijkheden
  • Behoefte aan onderwijs en vaardigheden voor verwijzen
  • Overtuiging dat verwijzen naar beweegprogramma’s niet valt binnen de scope van oncologische clinici

De aanpak in het voorgestelde verwijssysteem is gebaseerd op de 5 A’s: ask, advise, agree, assist, arrange for follow-up. Dit hebben ze omgevormd tot: assess, advise, refer. Dit hebben we in deze module verder uitgewerkt.

De gezondheidszorg op gebied van fysieke fitheid en revalidatie is sterk verschillend per land, waardoor het lastig is om internationale literatuur goed te plaatsen in de Nederlandse context.

Ten tijde van het opstellen van deze richtlijnmodule waren er, voor zover bekend bij de werkgroep, wel beschrijvingen van typen beweegzorg in Nederland, maar beleidsdocumenten vanuit een integraal perspectief ontbraken. Iedere partij heeft zijn eigen rol beschreven (fysiotherapeuten, sportartsen, revalidatieartsen), maar er is geen onderlinge afstemming geweest over wanneer welke patiënt welk type beweegzorg nodig heeft. In het proefschrift van Hiensch 2021 staat een voorstel voor differentiatie in zorg, maar dit is niet beschreven met medewerking van alle relevante disciplines en patiënten. (Hiensch, 2021) Desondanks zijn veel principes die daar beschreven staan bruikbaar voor deze richtlijnmodule.

Uitgaande van de rolbeschrijvingen van de diverse disciplines binnen deze werkgroep (fysiotherapeuten, sportartsen, revalidatieartsen) is beweegzorg onder te verdelen in vier categorieën variërend van zelfmanagement, zorg onder regie van casemanager; medisch specialistische beweegzorg en medisch specialistische revalidatie (Figuur 1).

In deze richtlijn zijn kenmerken beschreven van deze categorieën en is getracht op basis van beschikbare literatuur en afstemming met betrokken experts in de richtlijnwerkgroep een integratie te maken. Voor de paramedisch zorgverlener oncologiefysiotherapeut is een apart beroepsprofiel opgesteld.

Figuur 1 Disciplines in beweegzorg

Fysieke fitheid van mensen met en na kanker (1)

Op basis van bovenstaande teksten is de werkgroep gekomen tot het volgende verwijsschema:

Figuur 2 Verwijsschema voor differentiatie vormen beweegzorg in de Nederlandse setting

Toelichting schema:

Er zijn drie verschillende rollen/taken te onderkennen:

  • Signalering en triage (beschreven in linkerkolom)
  • Regiefunctie (het kleine kader waarin sportarts en revalidatiearts is beschreven)
  • Uitvoering (het grote kader waarin zelfmanagement fysiotherapie en revalidatiebehandeling is beschreven)

Complexiteit & verwijsredenen

De indicaties voor medisch specialistische beweegzorg (sportarts) en medisch specialistische revalidatie staan hieronder samengevat. Indien er wordt voldaan aan de criteria genoemd bij A, B of C enkelvoudig, wordt aangeraden om te verwijzen voor medisch specialistische beweegzorg (sportarts). Wanneer er sprake is van een meervoudig complex zorgvraagstuk wordt verwezen naar medisch specialistische revalidatie.

A. Uitblijven herstel fysieke fitheid ondanks beweegzorg in eerste lijn

  • Niet (meer) behalen van het gewenste ADL-niveau
  • Niet (meer) behalen van het voor werk benodigde niveau
  • Niet (meer) behalen van het niveau van fysiek functioneren van voor de aandoening/ziekte

Welke door de patiënt als beperkend ervaren wordt terwijl het behalen van het oude niveau wel mogelijk zou moeten zijn

B. Afwijkend beloop van beweegzorg of van tevoren reeds ingeschat afwijkend beloop van beweegzorg op basis van 1 of meer van de volgende criteria

  • Onbegrepen dyspnoe
  • Onbegrepen aspecifieke thoracale klachten
  • Onbegrepen overmatige vermoeidheid
  • Bewegingsangst of het vermoeden van bewegingsangst die in de eerste lijn niet te doorbreken is, waardoor beweegzorg belemmerd wordt.

C. Complexiteit zorgvraag waardoor tweedelijns diagnostiek en interventie behoefte

  • Enkelvoudig, in fysieke domein gelegen, complex zorgvraagstuk waarbij diagnostiek en/of interventie noodzakelijk is:
    • Beperkende co-morbiditeit in 1 of meer voor bewegen cruciaal orgaansysteem hart, longen, bewegingsapparaat.
    • vermoeden op ernstige bijwerkingen/nevenschade door de behandeling die de beweegzorg complexer maken.
  • Meervoudig (fysiek, sociaal, mentaal, cognitief) complex zorgvraagstuk waarbij er interdisciplinair gewerkt wordt zoals bij medisch specialistische revalidatiezorg.

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Om de fysieke fitheid van patiënten te optimaliseren, is motivatie van de patiënt een randvoorwaarde. Niet alle patiënten zijn gemotiveerd om hun fysieke fitheid te verbeteren. Gezien de vele en heftige gebeurtenissen is dat zeer begrijpelijk. De oncologische behandelingen kosten al veel tijd en energie. Vaak bestaan er ook vooroordelen en/of is er angst dat fysieke activiteit niet goed is bij ervaren klachten van bijvoorbeeld vermoeidheid. Het is belangrijk om dergelijke beleving bespreekbaar te maken en in juist perspectief te plaatsen waarbij ook duidelijk kan worden of de patiënt het zelf kan oppakken ofwel of hulp van een professional nodig is.

In de huidige zorg wordt vaak het belang van fysieke fitheid en beweeggedrag onderbelicht. Goede informatie en uitleg over het belang van het verbeteren van de fysieke fitheid is essentieel en zal bij veel patiënten leiden tot voldoende motivatie. Vervolgens moeten patiënten weten of zij hulp nodig hebben en bij welke zorgverlener ze terecht kunnen voor welke zorg. Hiervoor is de verwijsgids kanker van het IKNL een belangrijk hulpmiddel. Stem daarom in een proces van samen beslissen met de patiënt af wat de best passende zorg is gezien de context.

Ook de eventuele partner of andere mensen die dicht bij de patiënt staan zijn van belang voor de fysieke fitheid van de patiënt. Zij kunnen een belangrijke rol hebben in het blijven motiveren en faciliteren van de patiënt om de fysieke fitheid op peil te houden/te verbeteren. Deze rol kunnen/willen zij vaak goed pakken als het belang en nut voor hen ook duidelijk is.

Naast de aandacht voor fysieke fitheid is het voor veel patiënten ook belangrijk om aandacht te houden voor andere zaken, zoals kanker en werk (zie https://www.thuisarts.nl/kanker-en-werk/ en richtlijn NVAB). Hierbij geldt dat fysieke fitheid in belangrijke mate bijdragend is voor het vermogen tot werken. Ook voor psychosociale zorg zijn er mogelijkheden in Nederland, zoals de IPSO centra voor leven met en na kanker.

Kosten (middelenbeslag)

Met het streven om patiënten zoveel mogelijk in zelfmanagement te laten trainen worden de kosten zo laag mogelijk gehouden. Naar verwachting zijn de kosten van behandeling van blessures en complicaties hoger dan van een systematiek waarbij zorgvuldig vooraf ingeschat wordt of veilig zelfstandig trainen mogelijk en haalbaar is.

Vergoeding is op het moment van het schrijven van deze richtlijn (2024) afhankelijk van de medische diagnose en medische behandeling en is nog in voortdurende ontwikkeling.

De kosteneffectiviteit van beweeginterventies bij mensen die behandeld worden voor kanker hangt af van verschillende factoren zoals de toegepaste specifieke interventies, het type kanker, het stadium van de ziekte, de algehele gezondheid van de mensen die behandeld worden en bijvoorbeeld ook of men terugkeert naar betaald werk.

Gezien de in module Meerwaarde meenemen fysieke fitheid in het oncologisch behandeltraject gevonden effecten van fysieke fitheid en beweeggedrag op overleving, kwaliteit van leven, functioneren en op risico voor hart- en vaat ziekten is het te verwachten dat doelmatige interventies gericht op fysieke fitheid en beweeggedrag kosten effectief zijn. Implementatie onderzoek naar de door ons voorgestelde vernieuwende werkwijze is nodig om dit in kaart te brengen.

Handvatten voor opzet van dergelijk onderzoek en voor de vertaling in zorginbedding zijn onder andere recent beschreven in het rapport preventie op waarde schatten. (Technische werkgroep preventie, 2023)

Nederlandse en internationale studies die inzicht geven in kosteneffectiviteit zijn o.a.

Kampshoff, 2018. Hoog intensieve begeleide training gedurende 12 weken 2 maal per week vergeleken met (minder effectieve) laag intensieve training op kosten effectiviteit. Er bleek al in het eerste jaar een fors en significant verschil in gezondheidszorgkosten van €1.984 ten gunste van hoog intensief trainen met een verschil van €2.732 wanneer totale kosten (met ook werkhervatting) meegenomen werden. Te verwachten is dat wanneer langere follow-up genomen worden de gunstige effecten nog sterker worden. In deze berekeningen zijn de gunstige effecten op kwaliteit van leven en overleving nog niet meegenomen.

Thijs, 2012 vergeleek de situatie met betrekking tot werkhervatting op lange termijn in 2 ziekenhuizen waarbij de patiënt profielen en oncologische behandelingen overeenkwamen. (Thijs, 2012) Het verschil was dat in het éne ziekenhuis standaard nazorg met begeleiding door sportarts en inzet van hoog intensieve kracht-intervaltraining toegepast werd. In het andere ziekenhuis was er usual care met bij een derde van de patiënten inzet van ‘herstel en balans’. Meer dan 1 jaar na afloop van de trainingsbegeleiding was er een significant verschil van 5,8 uur per week in werkhervatting ten gunste van de hoog intensieve trainingsgroep.

In een recente review van Wang (2023) is de conclusie: trainingsinterventies bij kanker zijn kosteneffectief voor verschillende kankertypes ondanks de grote heterogeniteit van interventies en de verschillen in analyse gebruikt voor economische evaluatie.

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Alle beweegprofessionals zijn beschikbaar in Nederland, zij het direct, zij het op afstand.

Er is veel praktijkvariatie in de beweegzorg in Nederland. De vormen van samenwerking verschillen sterk per regio. Financiering is op dit moment een struikelblok, terwijl het een randvoorwaarde is voor het leveren van de optimale zorg. Niet alle vormen van zorg worden op dit moment vergoed vanuit het basispakket.

Onderbouwing

Er is veel wetenschappelijke literatuur waarin de positieve effecten worden beschreven van beweeginterventies en fysieke activiteit op de behandeluitkomsten van oncologische patiënten (module 1 Plaats van Fysieke fitheid en fysieke activiteit). Echter, interventies op fysieke fitheid (beweegzorg) zijn nog niet structureel ingebed in het huidige zorgproces.

Een recente survey onder> 800 borstkanker patiënten in Nederland liet zien dat meer dan een derde geen enkele informatie over fysieke fitheid of bewegen kreeg van behandelaars terwijl meer dan 80% van de patiënten hierin geïnteresseerd is (Hiensch, 2021). Het is daarom belangrijk dat zorgverleners in de oncologie beter op de hoogte zijn van het belang van fysieke fitheid en het nut van bewegen in de context van de ziekte en beter in staat zijn om hierop te adviseren en te verwijzen.

Het is op dit moment niet eenduidig welke patiënt welke beweegzorg nodig heeft. Veel factoren zijn daarop van invloed, zoals de impact van de kanker en behandeling op de fysieke fitheid, maar ook patiënt gebonden factoren zoals kennis van sport en bewegen en patiënt voorkeuren. In deze module worden voor oncologieverpleegkundigen, case managers, verpleegkundig specialisten en andere betrokken hulpverleners de indicatiestelling en verwijzing naar beweegzorg beschreven.

There was no systematic literature search performed because the question is very specific for the Dutch context and is not researchable. Therefore, national and international guidelines and consensus documents regarding this topic, submitted by the working group members, are summarized and used to answer this question.

  1. Hiensch, A.E. Stepping stones to implement exercise as integral part of cancer care [Internet]. Utrecht; 2021. Available from: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/416539

  2. Kampshoff CS, van Dongen JM, van Mechelen W, Schep G, Vreugdenhil A, Twisk JWR, Bosmans JE, Brug J, Chinapaw MJM, Buffart LM. Long-term effectiveness and cost-effectiveness of high versus low-to-moderate intensity resistance and endurance exercise interventions among cancer survivors. J Cancer Surviv. 2018 Jun;12(3):417-429. doi: 10.1007/s11764-018-0681-0. Epub 2018 Mar 1. PMID: 29497963; PMCID: PMC5956032.

  3. Schmitz KH, Campbell AM, Stuiver MM, Pinto BM, Schwartz AL, Morris GS, et al. Exercise is medicine in oncology: Engaging clinicians to help patients move through cancer. CA Cancer J Clin. 2019 Nov;69(6):468-84.

  4. Stout NL, Brown JC, Schwartz AL, Marshall TF, Campbell AM, Nekhlyudov L, et al. An exercise oncology clinical pathway: Screening and referral for personalized interventions. Cancer. 2020 Jun 15;126(12):2750-8.

  5. Technische Werkgroep Kosten en Baten van Preventie. Preventie op waarde schatten. 2023.

  6. Thijs KM, de Boer AG, Vreugdenhil G, van de Wouw AJ, Houterman S, Schep G. Rehabilitation using high-intensity physical training and long-term return-to-work in cancer survivors. J Occup Rehabil. 2012 Jun;22(2):220-9. doi: 10.1007/s10926-011-9341-1. PMID: 22081271.

  7. Vereniging voor Sportgeneeskunde. Meerjarenbeleidsplan. 2021.

  8. Wang Y, McCarthy AL, Hayes SC, Gordon LG, Chiu V, Bailey TG, Stewart E, Tuffaha H. Economic evaluation of exercise interventions for individuals with cancer: A systematic review. Prev Med. 2023 Jul;172:107491. doi: 10.1016/j.ypmed.2023.107491. Epub 2023 Mar 23. PMID: 36965520.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld : 06-01-2025

Laatst geautoriseerd : 06-01-2025

Geplande herbeoordeling : 06-01-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:

  • Vereniging voor Sportgeneeskunde

Geautoriseerd door:

  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Stichting Darmkanker
  • Nederlandse Internisten Vereniging - Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met kanker en die raakvlak hebben met de zorg voor fysieke fitheid.

Werkgroeplid

Namens

Dr. G. (Goof) Schep (voorzitter) †

VSG

Drs. R.J.A. (Rhijn) Visser (voorzitter)

VSG

Dr. M.E. (Marieke) van Vessem (voorzitter) vanaf 1-7-’24

VSG

Dr. J.V. (Hans) van Thienen

NIV/NVMO

Dr. D.C.P.(David) Cobben

NVRO

Dr. L.R. (Lieneke) van Veelen

NVRO

Dr. J.K. (Jonna) van Vulpen

NVRO

Drs. M.C. (Marlieke) van Kooten

KNGF/NVFL

Drs. M. (Michelle) Verseveld

KNGF/NVFL

Prof. dr. J.M.(Joost) Klaase

NVvH

M.M.A. (Merel) Brouwer

V&VN

Drs. M.M.J. (Manon) van de Valk

V&VN

Dr. L.M. (Laurien) Buffart

Persoonlijke titel

F.H.M. (Manon) Crijns-Prophitius

BVN

R. (Remco) van der Molen Kuipers

NFK

Dr. B.C. (Bart) Bongers

VvBN

Dr. A. (Arnold) Romeijnders tot 1-12-2022)

Persoonlijke titel

Drs. J.A.W. (Judith) de Bruijn-Reijnen

VRA

Met ondersteuning van

Dr. J. (Joppe) Tra, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Drs. M. (Michiel) Oerbekke, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Dr. N. (Nadine) Zielonke, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Drs. T. (Toon) Lamberts, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Drs. N. (Nicole) Thomaes, stagiaire, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Naam

Hoofdfunctie

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke Financiële Belangen

Persoonlijke Relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intell. belangen en reputatie

Overige belangen

Acties

Arnold Romeinders

Gepensioneerd huisarts (33 jaar) en medisch directeur zorggroep PoZoB (20 jaar, betaald). Voorheen 11 jaar (1991-2022, betaald) werkzaam bij het Nederlands Huisartsen Genootschap, afdeling richtlijnontwikkeling en wetenschap

-

Geen

Nee

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Geen

Bart Bongers

- Universitair docent, medisch fysioloog bij Maastricht University: betaald

- Scholing in inspannings- en trainingsfysiologie bij ExerScience: betaald
- Bestuurslid bij de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN): onbetaald
- Lid werkgroep "Exercise is Medicine" bij de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG): onbetaald

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Ja, de 5 meest recente hieronder gespecificeerd

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Geen

David Cobben

Lid namens NVRO

Onderzoek op het gebied van 'frailty' in longkanker patienten in Liverpool

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Geen

Goof Schep (vz)

Sportarts, Maxima medisch centrum 0,9 fte

* Lid wetenschapscommissie, vereniging voor sportgeneeskunde, onbetaald
* Lid werkgroep exercise is medicine, vereniging voor sportgeneeskunde, onbetaald

Op dit moment heb ik geen financieel belang.

In de toekomst zou dit wel kunnen ontstaan.
Ik ben namelijk al sinds circa 20 jaar betrokken bij onderzoek en innovatie met betrekking tot verbetering van fitheid bij oncologische patienten met kanker.

Vanuit die expertise heb ik o.a. de FitMáx(c) vragenlijst ontwikkeld. Die is inmiddels ingebed in promotieonderzoek met PhD studente Renske Meijer, vanuit Máxima Medisch centrum.

De FitMáx(c) vragenlijst bestaat uit 3 vragen (snelheid fietsen, traplopen, wandelen) en levert een goede inschatting op voor fysieke fitheid.
Het is te verwachten dat een belangrijke kernvraag voor de richtlijn commissie is wat is de meest doelmatige manier om fysieke fitheid te monitoren? Het antwoord wordt dan (na beoordelen beschikbare literatuur en mogelijkheden) waarschijnlijk deze FitMáx(c) vragenlijst.

Op dit moment is hier geen verdienmodel aangekoppeld en geen financieel belang. In tegendeel het is erg lastig om het benodigde onderzoek te financieren. In de toekomst willen we tot een constructie komen waarbij de FitMáx(c) vragenlijst beter (digitaal) beschikbaar komt, met ook de klinische vertaling naar patiënt en zorgverlener. We streven ernaar dat er dan een kostendekkend verdienmodel komt. Voor meer info zie: https://www.maximamc.com/fitmax. en www.fitmaxquestionnaire.com.

Geen

Geen

Zie eerder. Dit speelt voor de FitMáx(c) vragenlijst, wat ook logisch is omdat dit aansluit op mijn expertise (=meten van fysieke fitheid en dit vertalen naar wat het betekend) en een knelpunt in de huidige oncologische zorg (fysieke fitheid wordt niet/nauwelijks zichtbaar gemaakt/niet gemonitord.

Geen

Mocht niet betrokken worden bij modules over screening & assessment en monitoring

Hans van Thienen

Internist-oncoloog, NKI-AvL

* Inhoudelijk/ vice voorzitter Medisch Inhoudelijke Standpunten (MIS) groep van DRCG (onbetaald)
* Lid wetenschappelijke adviesraad Stichting PRO-RCC (onbetaald)

Geen

Nee

* Pfizer - Neoadjuvant axitnib en avelumab bij niercelcarcinoom - Projectleider
* BMS - CheckMate 914 Adjuvant immunotherapy in high-risk renal cancer - Geen Projectleider
* Eisal - CLEAR-study: lenvatinib and everolimus of pembrolizumab vs sunitinib in mRCC - Geen projectleider
* Goethe University Frankfurt am Main - Sunniforecast (nivolumab+ipllimumab vs sunitinib in non-clear cell mrCC) - Geen Projectleider
* Roche - Adjuvant atezolizumab in high risk renal cancer - Geen Projectleider

Geen

Geen

Geen

Jonna van Vulpen

AIOS Radiotherapie

Medisch-wetenschappelijk onderzoek in het veld van fysieke fitheid/training bij oncologische patiënten.

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Joost Klaase

Gemandateerd namens de NVvH

Betrokken bij Standpunt Prehabilitatie als lid van de Werkgroep Prehabilitatie van de NVvH

Geen

Geen

Bij het ontwikkelen van Standpunt Prehabilitatie is het Kennis Instituut van de FMS betrokken, dit wordt gefinancierd middels een SKMS subsidie. Daarnaast is voor de Werkgroep Prehabilitatie arts-onderzoeker Charissa Sabajoo aangesteld (aanstelling UMCG), die gefinanceerd wordt met sponor gelden van 1. J&J, 2. Vifor Pharma, 3. Noaber Foundation, 4. PPP Allowance.
De Prehab Poli in het UMCG werd opgezet door arts-onderzoeker Laura van Wijk (aanstelling UMCG), gefinancierd door 1.J&J en 2. PPP Allowance
Onderzoek naar thuistraining bij pancreaspatienten is een EIT Health project met financiering voor arts-onderzoeker Allard Wijma (aanstelling UMCG).
Vifor Pharma sponsort de implementatie van prehabilitatie voor HPB chirurgie en Orthopedie in de regio (Noord Oost-Nederland).

Als projectleider van focusproject HPB prehabilitatiepoli binnen Groningen Leefstijl Interventie Model) ben ik boegbeeld van prehabilitatie binnen het UMCG

geen

Geen

Laurien Buffart

Universitair hoofddocent, afdeling Medical BioSciences, Radboudumc

Geen

Geen

Nee

* NWO-Vidi - Fysieke trainig bij uitgezaaide darmkanker (Aerobic fitness of muscle mass training to improve colorectal cander outcome) - Projectleider
* Radboudumc - Fysieke training bij patiënten met kanker - Projectleder
* ZonMW doelmatigheid - Effectiviteit en kosteneffectiviteit medisch specialistische oncologische revalidatie - Mede PI

- World Cancer Research Fund (WCRF): Replacing sedentary behaviour with standing, physical activity or sleep after treatment for localized renal and colorectal cancer: associations with changes in adiposity, fatigue and quality of life, and underlying biological mechanisms (co-applicant)

Niet van toepassing

Nee

Geen

Lieneke van Veelen

radiotherapeut-oncoloog (betaald) bij het Zuid West Radiotherapeutisch Instituut

SCEN-arts (betaald)
Lid Raad van Toezicht SZZ (betaald)

Geen

Nee

Geen

Geen

Nee

Geen

Manon Crijns

Patientenparticipatie vanuit Borstkanker Vereniging Nederland & Teamleider Belangenbehartiging NFK

Werkzaam bij NFK

Patient advocate / vrijwilliger BVN

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Geen

Manon van de Valk

Verpleegkundig Specialist AGZ
Jeroen Bosch Ziekenhuis
Deelname uit naam van V&VN

Geen

Geen

Nee

Nee

Nee

Nee

Geen

Marlieke van Kooten

Praktijkeigenaar Actief Fysiotherapie Rotterdam

Oncologie-oedeemfysiotherapeut

Lid wetenschapscommissie van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie binnen de Lymfologie & Oncologie (deels betaald)

Geen

Nee

Nee

Geen

Geen

Geen

Marieke van Vessem

Sportarts, Maxima Medisch Centrum (0.4 FTE), betaald.
Sportarts van Vessem: verschillende opdrachten als zelfstandig sportarts (oa. consulten, keuringen, sportmedische begeleiding, lezingen, etc). De grootste opdracht is momenteel bij de DeSportarts Utrecht (6-12 uur per week). Betaald.

Werkgroep Exercise is Medicine Vereniging voor Sportgeneeskunde (sinds 2020): algemeen lid, post-COVID project team. Onbetaald
Outdoor Medicine (sinds 2014): expeditie screening en begeleiding, instructeur op verschillende cursussen. Vrijwilligersvergoeding.
Lid medische commissie Union Internationale des Associations d'Alpinisme (sinds 2014): vertegenwoordiging Nederland. Onbetaald.
Lid medische commissie Nederlandse Klim en Bergsport Vereniging (sinds 2013). Onbetaald.

Geen

De FitMax score lijst is in het Maxima Medisch Centrum ontwikkeld. Deze wordt genoemd in de richtlijn.

Pilot Fit bij Borstkanker

Geen

Geen

Geen

Merel Brouwer

Verpleegkundig specialist gastro-enterologische oncologie bij Jeroen Bosch ziekenhuis (36u contract - betaald waarvan tot aug 2023 9u ouderschapsverlof - onbetaald)

Plaatsvervangend lid College Specialismen Verpleegkunde prakijkopleider (vacatiegelden)

x

Zwager is fysiotherapeut

x

x

x

Geen

Michelle Verseveld

* Bestuurslid Nederlandse Vereniging voor fysiotherapie bij Lymfologie en Oncologie, portefeuilehouder Wetenschap Oedeem en Oncologie. 8 uur per week
* Oedeem en Oncologiefysiotherapie bij Phaedra Centrum voor oncologische zorg. 2 dagen per week
* Hoofddocent Avans+, Master Oncology Physical Therapie 1-2 dagen per week

NVFL: vrijwillge functie
Phaedra + Avansplus = betaalde functie

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Nee, niet bekend

Geen

Remco van der Molen Kuipers

Insumares BV, intrim advies

Niet van toepassing

Ik ben DGA (100 %) van Insumares BV en werk momenteel aan een intrim project op het gebied van ICT dienstverlening bij SLTNICT Solutiions BV

Neen

Niet van toepassing

Ik ben als patiënt advocat verbonden aan Inspire2Live

Neen

Geen

Rhijn Visser (vz.)

* Sportarts en Medisch Manger Afdeling revalidatie Elkerliek Ziekenhuis te Helmond., 36 uur in loondienst
* Sportarts Beatrix ziekenhuis te Gorinchem, 12 uur, zelfstandig

* Voorzitter Raad van Toezicht SGS (Stichting Gorinchemse Sportaccomodaties), 4 uur per maand, betaald
* Lid bestuur Medische staf, Elkerliek ziekenhuis, betaald

Het Elkerliek ziekenhuis biedt Oncologische nazorg aan. Gezien het feit dat ik in loondienst ben, heeft dit geen effect op mijn salariëring. Verder geen belangen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten uit te nodigen voor de twee invitational conferences en de werkgroep. Het verslag hiervan (zie bijlage) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de NFK. De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en waar mogelijk verwerkt.

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz.Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Differentiatie beweegzorg

geen financiële gevolgen

Uitkomst 3. Hoewel de richtlijn een grote groep patiënten betreft (> 40.000) is het niet de verwachting dat er substantiële investeringen moeten worden gedaan, dat er een aanzienlijke toename van het aantal FTE’s noodzakelijk is of dat er structureel hogere kwalificaties nodig zijn.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep schriftelijk de knelpunten in de zorg voor patiënten met kanker betreft fysieke fitheid. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model met behulp van Review Manager 5.4. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

  • Achtergrond en definities
    • Bijlage Verslag Invitational Conference
  • Toepassen
    • Implementatieplan
  • Onderzoek
    • Kennislacunes
Fysieke fitheid van mensen met en na kanker (2025)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Rev. Porsche Oberbrunner

Last Updated:

Views: 6128

Rating: 4.2 / 5 (73 voted)

Reviews: 88% of readers found this page helpful

Author information

Name: Rev. Porsche Oberbrunner

Birthday: 1994-06-25

Address: Suite 153 582 Lubowitz Walks, Port Alfredoborough, IN 72879-2838

Phone: +128413562823324

Job: IT Strategist

Hobby: Video gaming, Basketball, Web surfing, Book restoration, Jogging, Shooting, Fishing

Introduction: My name is Rev. Porsche Oberbrunner, I am a zany, graceful, talented, witty, determined, shiny, enchanting person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.